WMO en LHBTI+

Afgelopen 12 jaar mag ik hulp bieden aan mensen die transgender zijn. Sinds 10 jaar doe ik dit via MWRZ. Door scholing, cursussen, opleiding en ervaring durf ik mezelf specialist transgenderzorg te noemen. De hulpvragen zijn afgelopen jaren toegenomen. Dit heeft ertoe geleid dat mijn caseload voornamelijk gevuld is met gender casuïstiek. Niet te vergeten dat de hulpvraag landelijk ook enorm toegenomen is; dat bij sommige poli’s wachtlijsten tot 4 jaar niet ongebruikelijk zijn.

Vele samenwerkingen verder ben ik blij om te constateren dat niet iedere, roze vraag bij MWRZ terecht komt. Vele voorlichtingen aan zorg- en hulpverleners binnen Zeeland, tv, media en andere maatschappelijke ontwikkelingen dragen eraan bij dat hulpverleners zelf uit te voeten kunnen met LHBTI+ mensen en hun problematiek. Zo kan er vanuit generalistische begeleiding of behandeling gekozen worden om het ondersteuningsplan/behandelplan toch voort te zetten. Voor complexere hulpvragen of wanneer de genderidentiteit DE hulpvraag is, wordt doorverwezen. Een constructie die goed werkt waarbij je je cliënt niet te kort doet, EN de generalistische- of specialistische hulpverlener serieus neemt.

Deze maand spraken alle genderzorgaanbieders op het ministerie van VWS over de zorg-ontwikkelingen en voor welke kluif werk we gezamenlijk staan. Met een hart onder de riem van minister Ernst Kuipers startten we de dag vol goede moed. Uit de gepresenteerde cijfers kwamen duidelijk knelpunten naar voren, die ik al jaren subjectief waarnam in de praktijk. Zodra er een gendervraag is, wordt direct door huisartsen doorverwezen naar verschillende genderpoli’s, klinieken en academische ziekenhuizen. Met wachttijden oplopend tot 4 jaar, kan er in een (jong) mensenleven in die tijd veel veranderen. Psychologische hulp is (tot nu toe) een verplichte vereiste binnen de transgenderzorg en veel jongeren worstelen met wie ze zijn. Juist bij deze groep is veel tijdswinst te behalen.

Zo heb ik afgelopen jaren in de praktijk vele mensen mogen begeleiden in de worsteling omtrent de identiteit. Zie het als een voortraject voor de diagnostiek. Vanuit een studiedag in Universitair Ziekenhuis Gent is aan alle (Belgische) hulpverleners die met transgenderzorg te maken hebben duidelijk getraind op dossiervorming. Ook deze input probeer ik mee te nemen voor de psychologische behandeling c.q. diagnostiek in Nederland. Uit de resultaten blijkt dat psychologen sneller tot een behandelplan en diagnostiek kunnen komen en dat het voorkomt, dat na 4 gesprekken de diagnostiek duidelijk is. (bij transgenderzorg in Nederland is het precies andersom t.o.v. andere GGZ-behandelingen; dus eerst behandeling, dan pas diagnose). Of dat de cliënt tot de conclusie komt niet te hoeven voldoen aan het maatschappelijke plaatje en dat non-binair zijn ook oké is en daarmee afziet van medische ingrepen of verdere behandeling.

Hierin zit veel tijdwinst (en dus geld) door begeleiding erbij te betrekken. En dan hebben we het nog niet gehad over de constructieve driehoeks-samenwerkingen waardoor gendertrajecten korter duren en vele malen effectiever zijn.

Onder de vlag van met ministerie van VWS, de aanwezigheid van landelijk jeugdzorgbeleid en de VNG, concluderen we als transgenderzorgaanbieders samen dat ons werk ertoe doet. Dat we een tandje harder moeten lopen en meer aanbod moeten creëren om die enorme wachtlijst te verkorten. Tegelijkertijd zien we de tekorten bij de gemeenten, die de vreemdste capriolen uithalen om te kunnen besparen op zorg. Mijn werkzaamheden bestaan 1 dag per week uit overleggen met gemeenten, zorgaanbieders, initiatieven, pilots, contractbesprekingen, bijpraten beleid, indicaties bij klantmanagers zorg, aanvragen van PGB’s etc. etc. etc. En oja, nog interessant om te benoemen; iedere gemeente werkt anders, voor jeugdwet en WMO! Dus regeldruk wordt meer, zorg leveren wordt minder. Hoeveel mensen kunnen in die tijd geholpen worden?

Voor de toekomst wordt gekeken of bovenregionaal of landelijk WMO/Jeugdwet contracten afgesloten kunnen worden voor deze specifieke doelgroepen. Het zou een enorme vooruitgang in (administratieve) werkdruk zijn en een (indirecte) kostenbesparing. Zo ver zijn we helaas nog niet. Door de gemeentelijke capriolen schommelen we van WMO naar PGB of is zorg leveren in sommige gemeenten niet mogelijk. Het zal maar over jou gaan, of over je kind. Mag ik vragen: “Wat kun jij doen om de WMO-ondersteuning voor LHBTI+ers toegankelijker te maken?”